Inleiding
Een kajak is een boot waarbij de voeten van de kajakker naar voren gericht zijn en de kajakker heeft een peddel met twee bladen. De meeste kajaks zijn gesloten d.m.v. een spatzeil. Een kano is een boot waarbij de voeten naar beneden of naar achteren gericht zijn. De kanoër heeft een peddel met maar één blad.
Kajakken kan op vlak en op stromend beoefend worden. Vlakwater kom je tegen op bijvoorbeeld een meer. Stromend water zijn bijvoorbeeld rivieren of wildwaterbanen. Er is een systeem ontwikkeld om stromend water in te schalen. Als het water moeilijker te bevaren wordt, is meer techniek en ervaring nodig. De moeilijkheidsgraad is afhankelijk van de stroomsnelheid van het water, de verblokking (de hoeveelheid stenen die in het water liggen) en de kracht van de golven.
Materiaal
- Kajak (eventueel met luchtzak)
- Peddel.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen:
- Wetsuit
- Zwemvest
- Anorak / regenjasje
- Spatzeil
- Helm
- Veiligheids- en reddingsmiddelen
- EHBO
- Werplijn
- Cowtail (sleeplijn)
Klaarzetten activiteit
Klaarzetten / meenemen
- Contact avond voaraf met PBO over traject, aantallen en tijden
- Meenemen vanaf locatie: zwemvesten en helmen instructeurs, kanotonnetjes met ehbo en telefoon, cowtail en werplijn
Organisatie met een groep voorbereiden
- Zorg dat je het van te voren goed georganiseerd hebt:
- waar kleden de deelnemers zich om
- hoe doen we het met de droge kleding (die moet bij het eindpunt zijn)
- waar en hoe komt de bus of komen de auto’s te staan
- vervoer om naar het instappunt te rijden en vanaf het uitstappunt weer terug
- Informeer de deelnemers hier goed over en geef een duidelijk kledingadvies. Noem ook dat schoenen verplicht zijn. Deel indien nodig wetsuits en anoraks uit.
Instructie
- Vertel altijd de complete instructie. Zeker met een grote groep is het verstandig dit te doen terwijl de deelnemers nog geen materialen hebben.
- Benoem de materialen en de persoonlijke beschermingsmiddelen
- Het afstellen van de voetensteun. (als deze aanwezig is):
- de voetensteun moet zo afgesteld worden dat de bal van je voet tegen de steun aandrukt wanneer je benen gebogen zijn, met je knieën onder de rand van je kajak.
- Het instappen, dit kan op twee manieren:
- vanaf de kant met een Himalaya start
- met de boot al in het water eventueel d.m.v. een peddelbrug.
- Het zitten in de kajak:
- actief, rechtop met de rugleuning in de onderrug.
- Het vastmaken van het spatzeil (alleen bij 1 persoonsboten):
- van achteren naar voren, houd je ellebogen op het zeil en trek het elastiek met je handen over de voorkant van de kuip. Hierbij moet de (paniek)lus aan de voorzijde altijd zichtbaar en grijpbaar blijven.
- Anorak / regenjas moet over het spatzeil.
- De peddeltechniek en corrigeertechnieken:
- voor beginners: de voorwaartse (boog)slag, de remslag.
- voor gevorderden: het opkanten, achteruitvaren en lage steun.
- Wat te doen bij omslaan en zwemmen?
- houd altijd de peddel vast. Zwem naar de kajak, draai hem om stop je peddel erin en zwem naar de kant, terwijl je de punt van de boot vasthoudt.
- Het legen van de boot:
- leg de boot op zijn kop met een punt op de kant. Til de laagte punt op, het water loopt nu uit de kuip, breng de punt weer omlaag, en weer opnieuw omhoog. Als je met zijn tweeën bent dan til je allebei om de beurt een punt omhoog. Sommige boten hebben een stop bij de achterpunt, deze kun je loshalen om zo de boot te legen, vergeet deze er niet weer op te doen.
- Hoe is het eindpunt herkenbaar en wat te doen bij arriveren op het eindpunt:
- het eindpunt wordt meestal door een bord aangegeven. Bij het eindpunt moet iedereen de eigen kano legen en daarna op de trailer leggen, helmen en zwemvesten bij elkaar verzamelen.
- Organisatie en veiligheidsaspecten:
- deelnemers blijven bij elkaar, de instructeur vaart voorop
- iedereen heeft alle beschermingsmiddelen goed aan
- iedereen heeft een zwemdiploma.
- Overtuig je ervan dat iedereen je begrepen heeft. Bereid de deelnemers erop voor dat ze in het begin moeite zullen hebben om de boot recht te houden.
- Wanneer mogelijk kun je de deelnemers tegen de stroom in het geleerde in praktijk laten brengen. Zo krijg je de tijd om zelf iedereen het water in te helpen. Je houdt ze bij elkaar terwijl ze meteen actief bezig zijn en je hebt een overzicht van de technische vaardigheid van de deelnemers.
Veiligheid
Organisatie en veiligheidsaspecten
- Vraag van te voren of iedereen kan zwemmen.
- Draag wanneer nodig een helm en altijd een zwemvest.
- Vaar een traject dat aansluit bij de vaardigheid van de deelnemers.
- Zorg dat je het traject en de mogelijke in- en uitstappunten kent, bestudeer zo nodig de kaart, vraag kanoverhuur of verken het traject.
- Bij twijfel over de veiligheid van het te varen traject moet je niet varen. Een te hoge waterstand en in en over het water liggende bomen spelen daarbij een rol.
- Geef de deelnemers een goed kledingadvies. Laat ze, wanneer nodig, wetsuits en anoraks dragen.
- Houd de deelnemers zo veel mogelijk bij elkaar, dan houd je controle. Zorg dat je er snel bij bent als er iemand omslaat.
- Zorg dat je voor alle deelnemers aanwezig bent op gevaarlijke en moeilijke punten. Organiseer dat goed met je mede-instructeurs.
- Een van de instructeurs vaart altijd vooraan. Niemand gaat hem voorbij.
- Vertel dat de deelnemers zich nooit aan takken moeten vasthouden waar ze onderdoor varen. Dan slaan ze om en ze kunnen zich blesseren of verstrikt raken.
- Boomstammen en prikkeldraad in het water kunnen een gevaar opleveren, wees daarop bedacht, vooral bij hoog water!
- Respecteer de regels en stoor de vissers niet.
- Gebruik alleen de veiligheids- en redmiddelen als cowtail (sleeplijn) en werplijn als je er zelf vertrouwd mee bent, anders is er de mogelijkheid dat je ook jezelf in gevaar brengt en hierdoor de situatie erger wordt.
Instructeursrol tijdens activiteit
- Houd de deelnemers zo veel mogelijk bij elkaar, dan houd je controle. Zorg dat je er snel bij bent als er iemand omslaat.
- Houd contact met je mede-instructeurs op het water en maak duidelijke afspraken.
- Zorg dat je voor alle deelnemers aanwezig bent op gevaarlijke en moeilijke punten. Organiseer dat goed met je mede-instructeurs.
- Een van de instructeurs vaart altijd vooraan. Niemand gaat hem voorbij.
- Geef tips, bied differentiatie aan indien het niveau van de groep ver uit elkaar ligt.
De voorwaartse slag
De voorwaartse slag:
- Kijk recht vooruit, waar je naartoe wilt.
- Het onderste blad steek je in het water, naast de boot, ter hoogte van je voeten. Steek het blad goed in het water. (plaatjes rechts)
- Je bovenste arm: duw je recht naar voren weg, je onderste arm volgt dan vanzelf, die trek je ook iets in. (plaatjes links)
- Als de bovenste arm gestrekt is, duw je de schouder aan die kant ook nog iets naar voren. Dit is het einde van de slag.
- Houd nu de bovenste arm gestrekt en beweeg je onderste arm omhoog, tegelijkertijd beweeg je je gestrekte bovenste arm omlaag en steek je het blad in het water, weer naast je voeten. Je kunt nu de voorwaartse slag aan de andere kant maken.
Let op:
- sluit bijbewegingen zoveel mogelijk uit
- peddel niet te krachtig maar tracht regelmaat in de slagen te brengen.
- maak de peddelslag altijd af en tracht even veel kracht met links en rechts te zetten
- heb geduld, vecht niet tegen het water en de kajak, maar probeer te voelen wat er gebeurt als je een slag maakt.
De boogslag voor- en achterwaarts
Bij de voorwaartse slag beweeg je de peddel evenwijdig aan de lengte as van de boot, bij de boogslag maak je een halve boog van voor naar achteren. De boogslag gebruik je om de boot te laten draaien of juist om te voorkomen dat je boot draait onder invloed van bijvoorbeeld stroming of wind. Ga iets verder met je bovenlichaam naar voren, houd je bovenste arm tegen je buik aan en steek het peddelblad zo dicht mogelijk bij de voorpunt in het water. Hou je bovenste arm tegen je borst, houd je onderste arm gestrekt en beweeg nu je voeten van het blad af, in de richting van de plek waar je naar kijkt. Net voordat het blad tegen de achterpunt komt, haal je deze uit het water en maak je een voorwaartse slag of lage steun aan de andere kant.
De remslag, achteruit varen
- Een remslag gebruik je om de boot op koers te houden of om de boot van plaats te laten veranderen. Het is een slag die nauwelijks of geen kracht kost. Het enige nadeel van de remslag is verlies van snelheid.
- Uitvoering: Zet de peddel iets achter je heup in het water, houd je bovenste hand tegen je borst en duw je onderste arm met kracht naar voren.
- Je hoeft de peddel niet te draaien, bolle kant van de peddel blijft naar voren wijzen.
Locatiespecifiek
Bij kajakken bij Nova Zembla zijn de veiligheids- en organisatieaspecten van het varen op een rivier/wild water/stroming niet van toepassing. Je zult een les voorbereiden waarbij je meer techniekoefeningen en spelletjes gaat doen.
Het traject
- Een van de instructeurs vaart altijd vooraan. Niemand gaat hier voorbij.
- Vertel dat de deelnemers zich nooit aan takken moeten vasthouden waar ze onderdoor varen. Dan slaan ze om en ze kunnen zich blesseren of verstrikt raken.
- Boomstammen en prikkeldraad in het water kunnen een gevaar opleveren, wees daarop bedacht, vooral bij hoog water!
- Respecteer de regels en stoor de vissers niet.
PBN gebruikt de volgende trajecten:
- La Roche-Jupille, let op een stuw vlak bij het eind punt
- Jupille-Hampteau, hier zit vlak bij het begin een grote buitenbocht waar soms veel takken verzameld worden. Halverwege kom je een stuw tegen, deze kun je als je de groep goed begeleid afvaren. Als je dit te gevaarlijk vindt, kun je omlopen langs de linker kant.
- Grand-Han Septon:Dit is het kortste traject, laat deelnemers in de stroom varen. Zeker bij het einde en in het begin staan bij hoog water veel overhangende takken
- Septon-Barvaux: dit is het diepste traject. Onderweg is er weining spannends, het eindpunt is wel lastig, bij hoog water, adviseer deelnemers om langs al langs de linker stenen kade te varen. En zet iemand met een werplijn klaar bij de uitstap. (boothelling)
Waterstanden
Om je keus te onderbouwen welk traject je gaat kanoën of raften, , en of je het water op moet gaan heb je een aantal mogelijkheden.
- Overleg met hoofdinstructeur, meer ervaren collega’s PBO en eventueel kantoor.
- Bepaal de ervaring in de groep
- Kijk hierbij naar je eigen ervaring, die collega’s
- Het niveau en aantal deelnemers, begeleiders
- Kijk naar de rivier, rijd bijvoorbeeld naar de stuw, brug bij Barvaux of kijk bij Sport Point naar beneden
- Let hierbij op de hoeveelheid water / druk (debiet)
- Komen er veel takken, bomen voorbij
- Is het keerwater bij eindpunt / stuw vaarbaar voor iedereen
- Controleer
- de website met waterstanden, LET OP DEZE KUNNEN PER DAG VERSCHILLEN IVM DE STUW (L’hydrométrie en Wallonie – Débit)
- Indicatie:
- 15 debiet is te hoog om te kanoën en zal er geraft moeten worden met de meest onervaren groepen.
- Bij een debiet tussen 6-15 kan er met de meeste groepen gekanoot worden. Deze standen worden 2x per uur gemeten in Durbuy. De Ourthe is een stuwdam, dus waterstand kan “ineens” op de dag hoger of lager zijn omdat de stuw open / dicht gaat. Dus houd ook de rivier in de gaten.
- Op deze pagina zie je of de rivier open (bevaarbaar) is. Groen is open, Rood is gesloten. De Ourthe is het stuk rechts van letters N4 en onder Luik. (zie plaatje bij “het traject”). Als je op de icoontjes klikt kun je foto’s van bijzonderheden zien. (L’hydrométrie en Wallonie – Débit)


Instructievideo kanoën
Keerwater in- en uitvaren
Invaren
- Kom aanvaren met het gezicht stroomafwaarts. Bekijk goed of het keerwater groot genoeg is voor de boot en of er nog een mogelijkheid is om uit te wijken als het niet lukt. Plaats dan de punt van de boot in de richting van het keerwater en begin te peddelen.
- Zorg dat je zo hoog mogelijk in het keerwater aankomt. De boot draait nu in het keerwater als gevolg van de tegengestelde stroming. Als de punt van de kano bij het begin van het keerwater is, kun je ter ondersteuning eventueel een boogslag aan de stroomafwaartse zijde van de boot maken.
- Op het moment dat je het keerwater invaart, moet je de boot opkanten zodat de (tegen) stroming van het keerwater onder de boot door kan. Houd hierbij de lage steun paraat.
- Ligt de boot in het keerwater, maak dan direct een slag en breng de boot naar een rustige plaats in het keerwater.
Uitvaren
- Maak snelheid richting het begin van het keerwater.
- Vaar de hoofdstroom in, kant de boot op, de boot zal vanzelf door de hoofdstroom stroomafwaarts draaien, eventueel kun je een boogslag maken om het draaien te versnellen. Kijk hierbij naar waar je naar toe wilt gaan. (dit ondersteunt het opkanten)
- Houd de lage steun aan de stroomafwaartse kant paraat voor als de stroming de boot te veel om duwt.
- Ga verder met een voorwaartse slag om je volgende doel te bereiken.
Traverseren
Traverseren is een techniek om van keerwater a naar keerwater b te komen zonder hoogte op de rivier te verliezen. Dit om een hindernis te ontwijken, of om aan de andere kant van de rivier te komen om uit te stappen of voor beter zicht over wat er stroomafwaarts gebeurd.
Uitvoering traverseren
- Kijk eerst of de rivier vrij is. Kanoërs die van stroomopwaarts komen, hebben voorrang.
- Ga niet tegelijkertijd met iemand anders traverseren.
- Vaar met de punt nagenoeg recht tegen de stroom in naar de overkant. De boot moet nu licht opgekant worden.
- Heel belangrijk is om tijdens het opkanten te blijven kijken naar waar je heen wilt.
- Peddel rustig aan beide zijden van de kajak en corrigeer met elke slag.
- Dreigt de boot toch te ver stroomafwaarts de draaien dan stroomrichting kan men het beste corrigeren door een boogslag aan de stroomafwaartse kant, of een remslag aan de stroomopwaartse kant te maken. Hierdoor zal de boot weer terug draaien.
NB in onderstaande video is het traverseren gedaan met een “hotdog”, te techniek met een kayak is vergelijkbaar